Zintuigelijke informatieverwerking

Wanneer we met onze zintuigen iets zien, voelen, ruiken, proeven of horen, noemen we dat waarnemen. Vaak is zo’n waarneming aanleiding voor ons om iets te doen of juist niet te doen. Maar ook bij dagelijkse activiteiten zoals eten en aankleden, maken we gebruik van de informatie van deze waarnemingen. De samenwerking tussen waarnemen en de activiteit die daarvan het gevolg is, wordt zintuigelijke informatieverwerking (ook wel: sensomotorische, sensorische informatieverwerking (SI) of prikkelverwerking) genoemd.

Bij zintuigelijke informatieverwerking neemt het voelen van, het aangeraakt worden, het bewogen worden en het voelen in welke houding je je bevindt en welke bewegingen je maakt, een belangrijke plaats in. Het belang dat aan een goed gebruik van deze zintuigen wordt gehecht voor de ontwikkeling van een kind, is terug te voeren op de rol die zij spelen bij het handhaven van evenwicht en stabiliteit. Het handhaven daarvan heeft altijd voorrang boven het uitvoeren van andere activiteiten. De verschillende manieren van voelen werken hierbij nauw samen, maar hebben in dit proces een andere functie.

Bij problemen met de sensomotorische integratie is het signaal van het tast- en evenwichtsgevoel te sterk of te zwak. Hierdoor reageren we alsof we in gevaar verkeren, terwijl dat niet zo is, of we geven deze zintuigprikkels te weinig aandacht, terwijl dat wel zou moeten. We richten onze aandacht op een verkeerde manier en merken onze eigen bewegingen onvoldoende op. Hierdoor gebruiken we de informatie uit onze spieren en gewrichten te weinig en ontstaan problemen met de concentratie en het leren van dingen (bron: www.sensomotorische –integratie.nl).

Het is onmogelijk om alle symptomen per zintuig op te noemen, maar hieronder staan per zintuig een aantal voorbeelden.

Gezichtsvermogen (visuele systeem)

  • Houdt niet van fel licht, felle kleuren, draagt graag een pet.
  • Vermijdt oogcontact.
  • Kijkt vaak naar de grond.
  • Licht kan niet fel genoeg zijn/zoekt zonlicht op.
  • Kan met gespannen aandacht naar mensen, voorwerpen en/of felle kleuren kijken.
  • Blijft in een ruimte graag dicht bij een muur.
  • Houdt van (flikkerende) lichtjes.

Reuk- en smaakzin:

  • Heeft problemen met eten.
  • Heeft een sterkte voorkeur voor bepaalde soorten voedsel.
  • Loopt weg bij een sterkte geur.
  • Ruikt overal aan.
  • Eet alles, ook dingen die niet eetbaar zijn (bijvoorbeeld sigarettenpeuken).
  • Stopt veel in de mond.

Tastzin (tactiele systeem):

  • Wil niet aangeraakt, geknuffeld worden, heeft moeite met bepaalde materialen, voorwerpen en/of oppervlakten.
  • Vind het heel vervelend om vieze handen te krijgen.
  • Vermijdt mensen.
  • Kinderen hebben moeite met tanden poetsen of gewassen worden.
  • Friemelt of pulkt met de handen, aan velletjes of wondjes.
  • Automutilatie (zelfbeschadiging, bijvoorbeeld jezelf knijpen of krabben).
  • Bezeert zichzelf vaak.
  • Houdt van aanrakingen, strak zittende kleding.
  • Heeft een hoge tolerantie voor pijn.
  • Wil graag veel aanraken, knuffelen, geknuffeld worden.

Gehoor (auditieve systeem):

  • Heeft een hekel aan bijvoorbeeld harde, onverwachte geluiden.
  • Vermijdt plaatsen waar veel geluid is.
  • Doet zijn/haar handen voor de oren bij een vervelend geluid.
  • Maakt zelf veel geluid (overstemmen).
  • Hoort geluiden die op de achtergrond horen te zijn (verwarming, koelkast, etc.)
  • Wordt aangetrokken tot geluid.
  • Houdt van plaatsen waar veel geluid is of muziek.
  • Trommelt op voorwerpen.

Evenwichtszin (vestibulaire systeem):

  • Wil niet bewogen worden.
  • Wil niet met de voeten van de grond.
  • Heeft problemen met oneffen en/of onstabiele ondergronden.
  • Houdt niet van evenwichtsspelletjes, speeltuinactiviteiten, kermisattracties.
  • Wiegt met het bovenlichaam.
  • Is gek op schommelen, kermis end e speeltuin.
  • Loopt rondjes of draait steeds om de eigen as.
  • Ziek vaak geen gevaar.

Propriocepsis (houdings- en evenwichtsgevoel):

  • Zoekt vaak houdings- en bewegingsprikkels, weinig contact met het eigen lichaam, vaak vallen.
  • Moeite met plannen van handelingen, imiteren van een houding of beweging.
  • Moeite met het aanleren van vaardigheden.
  • Soms automutilatie (zelfbeschadiging).

Heeft u vragen over de sensomotorische integratie bij uw kind, dan kunt u contact opnemen met KFCT – Kinderfysiotherapie & Logopedie en vragen naar een van onze SI-therapeuten.